Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • neer·poot·ten

Werkwoord

vervoeging van
neerpoten

neerpootten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van neerpoten
    • ...dat wij neerpootten. 
    • ...dat jullie neerpootten. 
    • ...dat zij neerpootten. 

Gangbaarheid