Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • neer·poot

Werkwoord

vervoeging van
neerpoten

neerpoot

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van neerpoten
    • ... dat ik neerpoot. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van neerpoten
    • ... dat jij neerpoot. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van neerpoten
    • ... dat hij neerpoot. 

Gangbaarheid