neerlegden
- Geluid: neerlegden (hulp, bestand)
- neer·leg·den
vervoeging van |
---|
neerleggen |
neerlegden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van neerleggen
- ...dat wij neerlegden.
- ...dat jullie neerlegden.
- ...dat zij neerlegden.
- ...dat wij neerlegden.
vervoeging van |
---|
neerleggen |
neerlegden