• IPA: /nakʊpʊjɛtɛ/
  • na·ku·pu·je·te

nakupujete

  1. informeel tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord nakupovat
  2. tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord nakupovat