nakaartte
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- na·kaart·te
Werkwoord
vervoeging van |
---|
nakaarten |
nakaartte
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van nakaarten
- ... dat ik nakaartte.
- ... dat jij nakaartte.
- ... dat hij, zij, het nakaartte.
- ... dat ik nakaartte.