Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·druk·te

Werkwoord

vervoeging van
nadrukken

nadrukte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van nadrukken
    • ... dat ik nadrukte. 
    • ... dat jij nadrukte. 
    • ... dat hij, zij, het nadrukte.