Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·drukt

Werkwoord

vervoeging van
nadrukken

nadrukt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nadrukken
    • ... dat jij nadrukt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nadrukken
    • ... dat hij nadrukt.