Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·bloed·de

Werkwoord

vervoeging van
nabloeden

nabloedde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van nabloeden
    • ... dat ik nabloedde. 
    • ... dat jij nabloedde. 
    • ... dat hij, zij, het nabloedde. 

Gangbaarheid