Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·bij·blijft

Werkwoord

vervoeging van
nabijblijven

nabijblijft

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nabijblijven
    • ... dat jij nabijblijft. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nabijblijven
    • ... dat hij nabijblijft.