Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • naam·te·kent

Werkwoord

vervoeging van
naamtekenen

naamtekent

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van naamtekenen
    • Jij naamtekent. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van naamtekenen
    • Hij naamtekent. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van naamtekenen
    • Naamtekent! 

Gangbaarheid