Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mous·seer

Werkwoord

vervoeging van
mousseren

mousseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mousseren
    • Ik mousseer. 
  2. gebiedende wijs van mousseren
    • Mousseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mousseren
    • Mousseer je?