Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • moun·tain·biket

Werkwoord

vervoeging van
mountainbiken

mountainbiket

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mountainbiken
    • Jij mountainbiket. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mountainbiken
    • Hij mountainbiket. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van mountainbiken
    • Mountainbiket!