misleidde
- mis·leid·de
vervoeging van |
---|
misleiden |
misleidde
- enkelvoud verleden tijd van misleiden
- Ik misleidde.
- Jij misleidde.
- Hij, zij, het misleidde.
- Ik misleidde.
- Het woord misleidde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.