• mis·haag
vervoeging van
mishagen

mishaag

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mishagen
    • Ik mishaag. 
  2. gebiedende wijs van mishagen
    • Mishaag! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mishagen
    • Mishaag je?