misdeden
- mis·de·den
vervoeging van |
---|
misdoen |
misdeden
- meervoud verleden tijd van misdoen
- Wij misdeden.
- Jullie misdeden.
- Zij misdeden.
- Wij misdeden.
- Het woord misdeden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
misdoen |
misdeden