mineerde
- mi·neer·de
vervoeging van |
---|
mineren |
mineerde
- enkelvoud verleden tijd van mineren
- Ik mineerde.
- Jij mineerde.
- Hij, zij, het mineerde.
- Ik mineerde.
- Het woord 'mineerde' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
vervoeging van |
---|
mineren |
mineerde