meubileer
- meu·bi·leer
vervoeging van |
---|
meubileren |
meubileer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meubileren
- Ik meubileer.
- gebiedende wijs van meubileren
- Meubileer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meubileren
- Meubileer je?
- Het woord meubileer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.