meegenoot
- mee·ge·noot
vervoeging van |
---|
meegenieten |
meegenoot
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van meegenieten
- ... dat ik meegenoot.
- ... dat jij meegenoot.
- ... dat hij, zij, het meegenoot.
- ... dat ik meegenoot.
- Het woord meegenoot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.