Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mee·boog

Werkwoord

vervoeging van
meebuigen

meeboog

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van meebuigen
    • ... dat ik meeboog. 
    • ... dat jij meeboog. 
    • ... dat hij, zij, het meeboog.