medebrachten
- me·de·brach·ten
vervoeging van |
---|
medebrengen |
medebrachten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van medebrengen
- ...dat wij medebrachten.
- ...dat jullie medebrachten.
- ...dat zij medebrachten.
- ...dat wij medebrachten.
vervoeging van |
---|
medebrengen |
medebrachten