marginaliseerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mar·gi·na·li·seer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
marginaliseren |
marginaliseerde
- enkelvoud verleden tijd van marginaliseren
- Ik marginaliseerde.
- Jij marginaliseerde.
- Hij, zij, het marginaliseerde.
- Ik marginaliseerde.