maor
Achterhoeks
Voegwoord
maor
- maar; tegenwerping, introduceert een zin(sdeel) dat het voorgaande zin(sdeel) tegenspreekt of er mee contrasteert
Bijwoord
maor
- maar; slechts
Nedersaksisch
Voegwoord
maor
- maar; tegenwerping, introduceert een zin(sdeel) dat het voorgaande zin(sdeel) tegenspreekt of er mee contrasteert
- «t Is neet warm, maor kold.»
- 't Is niet warm, maar koud.
- «t Is neet warm, maor kold.»
Schrijfwijzen
Bijwoord
maor
- maar; slechts
- «Ik hebbe maor vief euro bi'j mi'j.»
- Ik heb maar vijf euro bij me.
- «Ik hebbe maor vief euro bi'j mi'j.»
Schrijfwijzen
Twents
Voegwoord
maor
- maar; tegenwerping, introduceert een zin(sdeel) dat het voorgaande zin(sdeel) tegenspreekt of er mee contrasteert
Bijwoord
maor
- maar; slechts