manicuurde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: manicuurde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ma·ni·cuur·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
manicuren |
manicuurde
- enkelvoud verleden tijd van manicuren
- Ik manicuurde.
- Jij manicuurde.
- Hij, zij, het manicuurde.
- Ik manicuurde.