• ma·cra·meet
vervoeging van
macrameeën

macrameet

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van macrameeën
    • Jij macrameet. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van macrameeën
    • Hij macrameet. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van macrameeën
    • Macrameet!