macrameet
- ma·cra·meet
vervoeging van |
---|
macrameeën |
macrameet
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van macrameeën
- Jij macrameet.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van macrameeën
- Hij macrameet.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van macrameeën
- Macrameet!