Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • maait

Werkwoord

vervoeging van
maaien

maait

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van maaien
    • Jij maait. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van maaien
    • Hij maait. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van maaien
    • Maait! 
     Een doodgewone veertiger met een eigen bedrijf, twintig jaar getrouwd, vader van drie, die elke zondag het gras maait.[1]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers