Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • maës·tro, ma·es·tro

Zelfstandig naamwoord

maëstro

  1. verouderde spelling of vorm van maestro tot 1996
    • Hij was lang niet meer zo leuk als vroeger, vond ze, hij had zich het air van een oude maëstro aangemeten. [1]

Verwijzingen