leraart
- le·raart
vervoeging van |
---|
leraren |
leraart
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van leraren
- Jij leraart.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van leraren
- Hij leraart.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van leraren
- Leraart!
- Het woord leraart staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.