Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • le·raart

Werkwoord

vervoeging van
leraren

leraart

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van leraren
    • Jij leraart. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van leraren
    • Hij leraart. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van leraren
    • Leraart!