• le·pels

de lepelsmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord lepel
     Als we met de jol naar mijn vaste plek roeiden, was het in het ergste geval binnen tien minuten nadat we onze lepels in het water hadden laten zakken voorbij.[1]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767