vervoeging
onbepaalde wijs to  lend 
he/she/it  lends 
verleden tijd  lent 
voltooid
deelwoord
 lent 
onvoltooid
deelwoord
 lending 
gebiedende wijs  lend 

lend

  1. overgankelijk lenen [2], uitlenen, verlenen
    «Can you lend me your car tonight?»
    Kun je mij vanavond je auto lenen?