laïciseerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: laïciseerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- la·ï·ci·seer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
laïciseren |
laïciseerde
- enkelvoud verleden tijd van laïciseren
- Ik laïciseerde.
- Jij laïciseerde.
- Hij, zij, het laïciseerde.
- Ik laïciseerde.