• läm·pat
Naar frequentie 9338

lämpat

  1. onbepaald nominatief onzijdig enkelvoud van lämpad

lämpat

  1. supinum bedrijvende vorm van lämpa

hade lämpat

  1. voltooid verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van lämpa

har lämpat

  1. voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van lämpa

må ha lämpat

  1. voltooide tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van lämpa

skall ha lämpat

  1. voltooid toekomende tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van lämpa

skulle ha lämpat

  1. voltooide tijd voorwaardelijke wijs bedrijvende vorm van lämpa