Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kwi·teert

Werkwoord

vervoeging van
kwiteren

kwiteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kwiteren
    • Jij kwiteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kwiteren
    • Hij kwiteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van kwiteren
    • Kwiteert!