kwam voorbij
- kwam voor·bij
vervoeging van |
---|
voorbijkomen |
kwam voorbij
- enkelvoud verleden tijd van voorbijkomen
- Ik kwam voorbij.
- Jij kwam voorbij.
- Hij, zij, het kwam voorbij.
- Ik kwam voorbij.
- Het woord kwam voorbij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.