krinkelde

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  krinkelde    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• krin·kel·de

Werkwoord

vervoeging van
krinkelen

krinkelde

1. enkelvoud verleden tijd van krinkelen
   

   • Ik krinkelde. 
     
   • Jij krinkelde. 
     
   • Hij, zij, het krinkelde.