Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • krieu·wel

Werkwoord

vervoeging van
krieuwelen

krieuwel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krieuwelen
    • Ik krieuwel. 
  2. gebiedende wijs van krieuwelen
    • Krieuwel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krieuwelen
    • Krieuwel je? 

Gangbaarheid

21 % van de Nederlanders;
20 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be