kortsluit
- kort·sluit
vervoeging van |
---|
kortsluiten |
kortsluit
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kortsluiten
- ... dat ik kortsluit.
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kortsluiten
- ... dat jij kortsluit.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kortsluiten
- ... dat hij kortsluit.
- Het woord kortsluit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.