konfijtte
- kon·fijt·te
vervoeging van |
---|
konfijten |
konfijtte
- enkelvoud verleden tijd van konfijten
- Ik konfijtte.
- Jij konfijtte.
- Hij, zij, het konfijtte.
- Ik konfijtte.
- Het woord konfijtte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.