• kond·schapt
vervoeging van
kondschappen

kondschapt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kondschappen
    • Jij kondschapt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kondschappen
    • Hij kondschapt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van kondschappen
    • Kondschapt!