Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /kɔntʃiː/
Woordafbreking
  • kon·čí

Werkwoord

končí

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord končit
  2. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord končit