Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klokt

Werkwoord

vervoeging van
klokken

klokt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klokken
    • Jij klokt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klokken
    • Hij klokt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van klokken
    • Klokt!