• kli·maat·spij·bel·de
vervoeging van
klimaatspijbelen

klimaatspijbelde

  1. enkelvoud verleden tijd van klimaatspijbelen
    • Ik klimaatspijbelde. 
    • Jij klimaatspijbelde. 
    • Hij, zij, het klimaatspijbelde.