• kan·ton·neer
vervoeging van
kantonneren

kantonneer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kantonneren
    • Ik kantonneer. 
  2. gebiedende wijs van kantonneren
    • Kantonneer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kantonneren
    • Kantonneer je?