kandelaarde
- Geluid: kandelaarde (hulp, bestand)
- kan·de·laar·de
vervoeging van |
---|
kandelaren |
kandelaarde
- enkelvoud verleden tijd van kandelaren
- Ik kandelaarde.
- Jij kandelaarde.
- Hij, zij, het kandelaarde.
- Ik kandelaarde.
- Het woord kandelaarde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.