Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kaad

Werkwoord

vervoeging van
kaden

kaad

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kaden
    • Ik kaad. 
  2. gebiedende wijs van kaden
    • Kaad! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kaden
    • Kaad je?