juxtaponeert
- jux·ta·po·neert
vervoeging van |
---|
juxtaponeren |
juxtaponeert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van juxtaponeren
- Jij juxtaponeert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van juxtaponeren
- Hij juxtaponeert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van juxtaponeren
- Juxtaponeert!