justeer
- jus·teer
vervoeging van |
---|
justeren |
justeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van justeren
- Ik justeer.
- gebiedende wijs van justeren
- Justeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van justeren
- Justeer je?
- Het woord justeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.