Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jij-bak·te

Werkwoord

vervoeging van
jij-bakken

jij-bakte

  1. enkelvoud verleden tijd van jij-bakken
    • Ik jij-bakte. 
    • Jij jij-bakte. 
    • Hij, zij, het jij-bakte.