• je·re·mi·eer
vervoeging van
jeremiëren

jeremieer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jeremiëren
    • Ik jeremieer. 
  2. gebiedende wijs van jeremiëren
    • Jeremieer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jeremiëren
    • Jeremieer je?