jeremieer
- je·re·mi·eer
vervoeging van |
---|
jeremiëren |
jeremieer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jeremiëren
- Ik jeremieer.
- gebiedende wijs van jeremiëren
- Jeremieer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jeremiëren
- Jeremieer je?
- Het woord jeremieer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.