jasten
- jas·ten
vervoeging van |
---|
jassen |
jasten
- meervoud verleden tijd van jassen
- Wij jasten.
- Jullie jasten.
- Zij jasten.
- Wij jasten.
- Het woord jasten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
jassen |
jasten