• jak·ta
Naar frequentie 81159

jakta

  1. verleden tijd van jakte
  2. voltooid deelwoord van jakte

jakta, v

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van jakt


  • jak·ta

jakta

  1. onbepaalde wijs, tweede vorm naast jakte, zie aldaar

jakta

  1. verleden tijd van jakta
  2. voltooid deelwoord van jakta

jakta

  1. gebiedende wijs van jakta

jakta

  1. verleden tijd van jakte
  2. voltooid deelwoord van jakte

jakta

  1. gebiedende wijs van jakte